De televisie staat aan.
remi en rein spelen buiten op de speelplaats
Remi en Rein spelen buiten op de speelplaats.
kookt je oma ook zo lekker
Kookt je oma ook zo lekker?
in zwitserland ontspringt de rijn.
In Zwitserland ontspringt de Rijn.
ga je mee naar het zwembad
Ga je mee naar het zwembad?
-
De vrouw riep boos uit : "Bah ik lust geen komkommersoep!"
- Achter Bah moet een komma.
- ? Achter lust moet een komma.
- ? Het uitroepteken moet vervangen worden door een punt.
- ? De dubbele punt achter boos moet vervangen worden door een komma.
-
Verbaasd vroeg zij zich af, waar ze haar pen had neergelegd?
- ? Het stuk - waar tot en met neergelegd- moet tussen aanhalingstekens.
- ? Achter verbaasd moet een komma.
- Het vraagteken moet weggelaten worden.
Hier moet een punt staan. - ? Er moet geen komma in deze zin.
-
"Geef hier!" gilt Mary.
- ? Het woord -gilt- moet met een hoofdletter
- ? De aanhalingstekens moeten weg.
- ? Het uitroepteken achter -hier- moet achter Mary
- Geen van de opmerkingen hierboven is juist.
-
Als ik naar buiten ga doe ik mijn jas wel even aan.
Waar moet in deze zin de komma?- achter ga
- ? achter als
- ? achter doe
- ? achter jas
-
"Wie heeft die prop in de hoek gegooid," vroeg de juf.
- ? Achter juf moet een vraagteken.
- Achter gegooid moet een vraagteken.
- ? Achter juf moeten aanhalingstekens.
- ? Achter vroeg moet een komma.
-
Piet zei "Je krijgt geen cadeautjes dit jaar."
- Achter zei moet een dubbele punt.
- ? Achter cadeautjes moet een komma.
- ? Achter zei moet een komma.
- ? Er moeten geen aanhalingsteken in de zin.
-
Ik liep naar buiten, en riep, dat iedereen naar binnen moest komen.
- Alle komma's staan goed
- ? De komma achter riep moet weggelaten worden.
- De komma voor het woordje en moet worden weggelaten.
- ? -Dat iedereen naar binnen moest komen- moet tussen aanhalingstekens.
-
"Maak je veter vast!" zei Jan. Je valt straks op je neus.
- - Je valt straks op je neus- moet tussen aanhalingstekens.
- ? De punt achter Jan moet veranderd worden in een dubbele punt.
- ? -Je- moet met een kleine letter geschreven worden.
- ? Het uitroepteken achter vast moet weg.
-
"Goedemorgen," zei de bakker, wilt u mijn lekkere taart proeven?
- ? De aanhalingstekens bij goedemorgen moeten weg.
- ? In deze zin moet geen vraagteken.
- -wilt u mijn lekkere taart proeven?- moet tussen aanhalingstekens.
- ? De komma achter goedemorgen moet weg.
-
In de dierentuin zagen wij de volgende dieren paarden, olifanten, leeuwen en tijgers.
- Achter dieren moet een dubbele punt.
- ? De komma's moeten weg.
- ? Achter dierentuin moet een dubbele punt
- ? Paarden, olifanten, leeuwen en tijgers moet tussen aanhalingstekens.
-
Piet zei: tegen zijn broertje, dat hij moest stoppen met dat geplaag.
- ? Er moeten aanhalingstekens in deze zin bij het zinsdeel - dat hij moest stoppen met dat geplaag.-
- ? Er moeten aanhalingstekens in deze zin bij het zinsdeel - tegen zijn broertje-
- De dubbele punt moet weg.
- ? De komma voor dat kan weggelaten worden.
-
Karin zegt: " ik vind, dat je een mooie trui aan hebt."
- Ik moet met een hoofdletter.
- ? Er moet een uitroepteken achter hebt.
- ? De punt bij hebt moet achter het aanhalingsteken.
- ? De komma achter vind kan weggelaten worden.
Antwoorden in een keer goed: 17/20
Je bent klaar met de oefening.
-
Mijn vrouw verdient twee zoveel ..... ik.
- fout dan
- ? als
-
Een vijf was meer ..... waar ik op gehad gerekend.
- goed dan
- ? als
-
Hij is net zo groot ..... zijn vader.
- ? dan
- goed als
-
De nieuwe spits scoort meer ..... men van hem verwachtte.
- goed dan
- ? als
-
Karel drinkt meer ..... goed voor hem is.
- goed dan
- ? als
-
In talen is hij veel beter ..... zijn broer.
- goed dan
- ? als
-
Hij leest veel sneller ..... ik.
- goed dan
- ? als
-
Ik ken zijn broer beter ..... zijn zus.
- goed dan
- ? als
-
Gelukkig was de vraag niet groter ..... het aanbod.
- goed dan
- ? als
-
Jan Wim doet het heel anders ..... ik het gedaan zou hebben.
- goed dan
- ? als
-
Er werd twee keer zoveel verkocht ..... vorig jaar.
- fout dan
- ? als
-
Ik denk dat Gerbrand daar meer van weet ..... Harry.
- goed dan
- ? als
-
De uitzending duurde twee zo lang ..... men had verwacht.
- ? dan
- fout als
-
Zij is zeker niet beter in grammatica ..... Gerard.
- goed dan
- ? als
-
Als je cijfers niet beter worden, zit er niets anders op ..... over een ander school te gaan nadenken.
- goed dan
- ? als
-
Dat nieuwe lokaal heeft dezelfde afmetingen ..... de oude lokalen.
- ? dan
- goed als
-
Dat laatste boek sla ik hoger aan ..... zijn vorige.
- goed dan
- ? als
-
Hij weet dat beter ..... ik.
- goed dan
- ? als
-
Deze soap is niet zo leuk ..... ik verwacht had.
- ? dan
- goed als
-
Hij is net zol leuk ..... jij.
- ? dan
- goed als
Dit was opdracht 2:
100%
Perfect!
Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan en na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als.
Vul in: als of dan
1: Ik ben groter dan Sam.
2: Hij kiest hetzelfde vakkenpakket als zijn vriendin.
3: Linda reist verder dan Monique.
4: Ik heb een veel dikker boek gelezen dan de vorige keer!
5: Dat spel is leuker dan dat oude spel.
6: Ik heb even goed geleerd als jij.
7: Sanne is sneller dan haar broer.
8: Mijn cijfers voor wiskunde zijn hoger dan de cijfers van mijn vriendje.
9: Ik vind versgeperste jus d'orange veel lekkerder dan uit een pak.
10: Ik ben nog steeds even moe als vorige week.
Dit was opdracht 3 en in deze opdracht zaten meerdere opdrachten:
ik had in totaal 1 fout van deze opdracht
als / dan – 01
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
als / dan – 03
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
als / dan – 04
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
als / dan – 05
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
als / dan – 06
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
- als
- dan
als / dan – 07
1. Mike is langer ... Kay.- als
- dan
2. Kay is net zo slim ... Mike!- als
- dan
3. Britt kan even goed tekenen ... Danique.- als
- dan
4. Danique gebruikt meer kleurtjes ... Britt.- als
- dan
5. Liekes spreekbeurt duurde korter ... die van Maureen.- als
- dan
6. Maureen bracht meer spulletjes mee ... Lieke.- als
- dan
7. Mevrouw Verberk vond Ramona's spreekbeurt net zo interessant ... die van Jane.- als
- dan
8. Jane moet verder fietsen naar school ... mevrouw Verberk.- als
- dan
9. Lokaal B17 is net zo groot ... lokaal B19.- als
- dan
10. In B17 is het tapijt wel veel kleuriger .. in B19.- als
- dan
Oefeningen over leestekens:1.de televisie staat aan
De televisie staat aan.
remi en rein spelen buiten op de speelplaats
Remi en Rein spelen buiten op de speelplaats.
kookt je oma ook zo lekker
Kookt je oma ook zo lekker?
in zwitserland ontspringt de rijn.
In Zwitserland ontspringt de Rijn.
ga je mee naar het zwembad
Ga je mee naar het zwembad?
Maak jouw eigen website met JouwWeb